Tekst Andrea Jansen
Foto Haven van Antwerpen © Shutterstock

In Nederland is het begrip ondermijnende criminaliteit zo’n vijftien jaar oud. Vanaf die tijd begon de bestuurlijke aanpak van ondermijning een vlucht te nemen. Maar hoe zit dit bij onze zuiderburen? Hoe werkt de aanpak daar? En wat kunnen we van elkaar leren? We vroegen het aan Dirk Minten, nationaal coördinator bestuurlijke handhaving van de Belgische politie.

Hoe lang is ondermijning een issue in België?

“Al vanaf het begin van de ontwikkeling van de bestuurlijke aanpak van ondermijning in Nederland keken vooral de burgemeesters van Belgische grensgemeenten geïnteresseerd mee. Daar spelen namelijk dezelfde issues als in Nederland: drugshandel, witwassen, mensenhandel, uitbuiting en illegale wedkantoren. Vanuit Nederland hebben we de drugslabo’s geïmporteerd, met daarbij ook het dumpen van chemisch afval. In die branche zien we vrijwel alleen Nederlandse criminelen. Maar cocaïnehandel staat in België met stip op één. Dat heeft alles te maken met de haven in Antwerpen. Die handel brengt geweld, intimidatie met zich mee en ook het gevaar van infiltratie bij de overheid. Net als in Nederland kennen we hier de explosieven aan de voordeur en de beschietingen van woningen. De Italiaanse, Albanese en Mocromaffia vormen hierin vaak de bovenbouw van de criminele organisaties. De uithalers en de geweldplegers zijn vaak Nederlandse criminelen uit de Randstad-regio. Zo kon de politie recent een aanslag verijdelen op onze Minister van Justitie, door jonge Nederlandse drugscriminelen."

Is er een Belgische variant van het RIEC?

“De burgemeester van Genk, Wim Dries, heeft in 2010 het initiatief genomen om de Nederlandse ondermijningsaanpak ook in België op te starten. Genk ligt in Belgisch Limburg ter hoogte van de gemeente Sittard-Geleen. Daarna volgden al vrij snel Antwerpen en, in 2017, het Waalse Namen. In deze drie provincies werden de eerste ARIEC’s opgericht, de tegenhanger van de Nederlandse RIEC’s. In de eerste jaren ging het vooral om grote pilotprojecten, zoals de internationale aanpak van mensenhandel Confine. Later werd ook gekeken naar wetgeving, waaronder een Belgische variant op de Wet Bibob. Inmiddels is de aanpak van ondermijning topprioriteit van de landelijke overheid en  begin 2023 is de beslissing genomen om in alle Belgische provincies een ARIEC te starten. Inmiddels hebben we dertien ARIEC’s, al staan sommige nog in de kinderschoenen.”

Hoe ziet de aanpak van ondermijning eruit in de praktijk?

“Eigenlijk net als in Nederland: we proberen zicht te krijgen op ondermijnende criminaliteit, maken barrièremodellen, houden integrale controles en proberen de bestuurlijke aanpak onder de aandacht te brengen van de gemeenten. In sommige provincies gaat dat heel voortvarend, maar er zijn ook plekken waar het lastiger gaat. Vlaanderen is vooral gericht op Nederland en daar zie je dat het makkelijker gaat dan in Wallonië, dat veel Franser is qua cultuur. Daar zien ze nog niet echt een rol voor de gemeente in de bestrijding van criminaliteit.”

Portret van een man met kort bruin haar in een donkerblauw uniform met goudkleurige emblemen. De man kijkt recht in de camera en staat tegen een blauwe achtergrond..
Dirk Minten is de rechterhand van de landelijke politiechef van België. In die hoedanigheid is hij verantwoordelijk voor de nationale coördinatie van de bestuurlijke handhaving, waarbij hij vooral bezig is met het uitbouwen en aansturen van de ARIEC’s. Ook speelt hij een belangrijke rol in de Europese samenwerking op het gebied van de aanpak van ondermijning.

“Het grootste verschil is dat ARIEC’s onderdeel zijn van de politie”

Wat zijn de grootste verschillen tussen Nederland en België?

“Het grootste verschil is dat de ARIEC’s onderdeel uitmaken van de politie en dus niet, zoals in Nederland, een netwerkorganisatie op basis van een convenant. Dat heeft als voordeel dat de medewerkers van de ARIEC’s beschikken over alle politie-informatie. Ze hebben dus zelf de zaken goed in kaart. Het nadeel is dat er een beperking staat op de informatie die ze mogen delen met gemeenten of met andere overheidsdiensten. We hebben nog geen specifieke wet voor het delen van informatie tussen overheidsdiensten. Onder de Wet op de Bestuurlijke Handhaving en Integriteitsbeoordeling die recent het licht zag, mag alleen harde informatie gedeeld worden, bijvoorbeeld veroordelingen. Zachte informatie, zoals signalen, mag niet worden gedeeld.”

Een ander groot verschil is dat onze burgemeesters gekozen zijn. Elke zes jaar moeten ze zich opnieuw verkiesbaar stellen. Dat betekent dat ze wel twee keer nadenken over impopulaire maatregelen, zoals het sluiten van panden of het weigeren van vergunningen. Zeker als je wel eens op de vingers kan worden getikt door de Raad van State en als je zelfs persoonlijk aansprakelijk kunt worden gesteld. Eén burgemeester kreeg een claim aan zijn broek van een paar ton omdat hij een evenement van de motorbende verbood. De motorclub klaagde hem persoonlijk aan voor gederfde inkomsten. Dat soort voorbeelden schrikt burgemeesters af. Ook betekent een gekozen burgemeester dat iedereen die zich kandidaat stelt burgemeester kan worden, dus de kapper, postbode en de horecabaas, maar ook de zakenman met schimmige praktijken. Dus aan de ene kant wil je dat de burgemeester goed kan ingrijpen, maar aan de andere kant moet je ook voorzichtig zijn met het delen van informatie.”

“Onze burgemeesters moeten zich elke zes jaar verkiesbaar stellen, dus denken ze wel twee keer na over impopulaire maatregelen”

Wat kunnen we leren van elkaar?

“Zoals ik al zei is de informatiepositie van ARIEC’ers beter dan in Nederland omdat ze onderdeel uitmaken van de politie. Maar omdat het hun taak is om gemeenten te ondersteunen is dat ook wel een belemmering. Niet alleen omdat ze die informatie vaak niet mogen delen, maar ook omdat ze bij de politie horen. Ze zijn in de ogen van burgemeesters toch minder neutraal, zoals de medewerkers van de RIEC’s in Nederland wel zijn. Daarom hebben we ervoor gekozen om ARIEC’ers te laten werken vanuit kantoren van de provincie, met een mailadres van de provincie en zonder uniform. We kijken ook graag naar Nederland als het gaat om wetgeving en bevoegdheden van burgemeesters. Wij krijgen hier een equivalent van de Wet Bibob, maar in andere bevoegdheden blijven wij achter. Burgemeesters mogen bijvoorbeeld geen privépanden sluiten. Waar Nederland en België elkaar goed aanvullen is de manier van werken. Nederlanders zoeken zaken uit, schrijven plannen en protocollen en gaan daarmee aan het werk. Belgen gaan eerst aan de slag en kijken hoever ze komen. De plannen en protocollen komen daarna pas.”

Is dat een belemmering voor de internationale samenwerking tussen Nederland en België?

“Nee, dat vind ik juist een kracht. Wat de samenwerking lastig maakt is het niet mogen uitwisselen van informatie. Politie mag internationaal alle informatie uitwisselen met politie. Die samenwerking loopt erg goed. Maar vanuit politie richting bestuur, dat is internationaal niet mogelijk. Het nieuwe Benelux Politieverdrag brengt al verbetering, maar blijft op dat vlak beperkt. Het grensoverschrijdend delen van informatie tussen besturen onderling is wettelijk helemaal niet afgeregeld. Dan kun je denken: er is geen wet die het verbiedt, dus we gaan het gewoon doen, zoals Nederlanders vaak redeneren. Of: het staat niet in een wet beschreven dus mag het niet, zoals de Belgen het interpreteren. Dat verschil in zienswijze heeft te maken met onze cultuurverschillen. Het zou goed zijn als medewerkers van RIEC’s en ARIEC’s elkaar vaker opzoeken om te kijken wat in de praktijk de mogelijkheden zijn rondom casuïstiek.”

Wat wilt u doen aan die belemmeringen?

“België is in 2024 voorzitter van de Europese Unie, en daarmee ook voorzitter van het European Network on the Administrative Approach of Organised Crime (ENAA). Daarenboven zijn 6 Europese landen waaronder België en Nederland recent toegetreden tot een 'coalitie tegen georganiseerde criminaliteit' (BE, NL, ES, IT, DU, FR). Er ligt een Italiaans voorstel voor verregaande mogelijkheden voor grensoverschrijdende informatiedeling. De Italiaanse overheidsdiensten kunnen onderling vlot informatie delen en kunnen ook proactief tegoeden confisqueren wanneer criminele (maffia-) betrokkenheid wordt vermoed. We willen in beide consortia kijken of we met die Italiaanse best practices ook elders in Europa aan de slag kunnen. Ook willen we als ENAA-netwerk de nationale wetgevingen van de verschillende Europese landen laten vergelijken. Op die manier hopen we stappen te kunnen zetten naar een nieuw Europees verdrag dat internationaal uitwisselen van informatie op bestuurlijk niveau mogelijk maakt.”

Confine

In 2017 startten de stad Genk, de Regionale Informatie- en Expertisecentra Zeeland West-Brabant & Oost-Brabant (RIEC’s), de Katholieke Universiteit Leuven (KUL) en de stad Antwerpen het CONFINE-project ‘Naar operationele samenwerking inzake administratief financieel onderzoek in de strijd tegen mensenhandel op lokaal niveau’. Het doel was het bieden van handvatten voor de aanpak van mensenhandel. Ook werd wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de juridische mogelijkheden van informatie-uitwisseling tussen België en Nederland en werd bekeken wat de bestuurlijke mogelijkheden zijn om mensenhandel te detecteren en te handhaven. Het resultaat is een barrièremodel, met onder meer:

  • (financiële) indicatoren die wijzen op mensenhandel;
  • de partners die een rol kunnen spelen;
  • een opsomming van mogelijke barrières die door lokale overheden kunnen worden opgeworpen;
  • de resultaten van het wetenschappelijke onderzoek over de bestuurlijke informatie-uitwisseling tussen België en Nederland. 

Meer informatie is te vinden in het boek: Van Daele, D. & Bollens, S. (2019). De bestuurlijke aanpak van mensenhandel in België en Nederland. Rechtsvergelijkend onderzoek naar de informatiepositie van het lokaal bestuur. Intersentia.

Ondermijningsaanpak Duitsland

Niet alleen in Nederland en België wordt gebouwd aan een bestuurlijke aanpak van ondermijning. Ook Duitsland timmert aan de weg. Wat dit in de praktijk betekent lees je in de artikelen Van droom naar nachtmerrie en Grenzeloze ondermijning vraagt om een internationale driehoek.