Tekst Andrea Jansen
Foto Shutterstock

Massale ride-outs, mannen in colors die op zaterdagmiddag het winkelend publiek van de terrassen verdreven, intimidatie en geweld in de horeca, maar ook zware criminaliteit, als hennepteelt, mensenhandel, handel in cocaïne en wapens. Outlaw motorgangs vormden niet alleen een bedreiging voor de openbare orde, maar ook voor de rechtstaat. In 2012 besloten de overheidspartners de handen ineen te slaan in een gezamenlijk offensief. Wat hebben we geleerd van deze langst lopende samenwerking in de strijd tegen ondermijning?

Voormalig burgemeester van Zwolle
Henk Jan Meijer was 19 jaar burgemeester van Zwolle. Hij was bijna vier jaar lang voorzitter van het Landelijk Strategisch Overleg (LSO) integrale aanpak OMG’s (Outlaw Motorcycle Gangs). Momenteel is hij met pensioen en daarnaast lid van de Eerste Kamer voor de VVD.

“Ik dacht, die motorbendes, dat speelt hier eigenlijk niet zo”, Henk Jan Meijer zegt het   wat besmuikt op een zonnig terras in het centrum van Zwolle, waar hij 19 jaar burgemeester was. “Maar niets bleek minder waar. Zwolle bleek een clubhuis te zijn van Trailor Trash Travellers, die steeds vaker in vol ornaat de binnenstad bezochten en de Zwollenaren verdreven van de terrassen en uit de horeca.” Toen Meijer eind 2015 de colors uit de binnenstad wilde weren, kwam het tot een clash die maanden duurde. “Uit het hele land kwamen leden van Trailor Trash Travellers naar Zwolle om verhaal te halen. De binnenstad veranderde tijdelijk in een fort, met politie op alle bruggen over de stadgracht en ook kreeg ik zelf beveiliging. Het heeft maanden geduurd voordat de rust wederkeerde.” 

hoofdofficier van het Landelijk Parket
John Lucas is hoofdofficier van het Landelijk Parket. Hij is sinds 2020 als lid van het LSO betrokken bij de aanpak van motorbendes.

Ride outs

Zwolle was niet de enige gemeente die last had van de openlijke intimidatie door motorbendes. Ook in onder andere Haarlem, Enschede, Sittard en Emmen namen motorbendes horeca in de binnenstad over of hielden ze intimiderende ride outs. Maar het was veel meer dan een probleem voor de openbare orde, benadrukt John Lucas, hoofdofficier van het Landelijk Parket. “Er was ook sprake van georganiseerde criminaliteit: hennep, cocaïne  mensenhandel, wapenhandel, geweld, intimidatie. We hadden het dus over zwaar criminele bendes, die de baas probeerden te zijn op straat. Dat kun je in een rechtstaat niet toelaten.”

Burgemeesters en Openbaar Ministerie zagen al snel dat ze deze strijd niet alleen zouden redden. Ze hadden niet alleen elkaar nodig, maar ook de politie, Belastingdienst, FIOD, het Ministerie van Justitie en Veiligheid, de Koninklijke Marechaussee, de RIEC’s en het LIEC. Zo ontstond voor het eerst een landelijke aanpak, waarbij de strategische laag van de landelijke partners bij elkaar zat om een operationeel probleem aan te pakken. Onder de naam Landelijk Strategisch Overleg integrale aanpak OMG’s en gecoördineerd door het LIEC, richtten ze zich allereerst op een handelingsperspectief voor gemeenten. 

"Zwaar criminele bendes die de baas probeerden te zijn op straat. Dat kun je in een rechtstaat niet toelaten.”

Verrast

Het grootste probleem was dat er te weinig zicht was op motorbendes, vertelt Meijer, die vanaf 2016 de landelijke aanpak vier jaar lang leidde. “Waar we bijvoorbeeld bij voetbalhooligans een vrij goed beeld hadden van wie wat waar ging doen, wisten we niks van motorbendes. We werden telkens verrast. Daarom was de eerste prioriteit om meer te weten te komen over motorbendes. Tegelijkertijd besloten we interventies uit te proberen en informeerden we elkaar over het resultaat. Zo kwamen we uiteindelijk tot een landelijke aanpak, met gecoördineerde landelijke acties vanuit strafrecht en bestuursrecht, met een colorverbod en een voorstel voor een bestuurlijk verbod.” 

Hoofd LIEC
Nadine Vaes is in verschillende functies bij het Openbaar Ministerie, de politie en het Landelijk Bureau Bibob betrokken geweest bij de landelijke aanpak van criminele motorbendes en is nu hoofd van het LIEC.

De samenwerking wierp al snel zijn vruchten af. “Voor het eerst was er inzicht in de organisatie en activiteiten van motorbendes en hadden we overzicht waar de problemen zich voordeden”, blikt Nadine Vaes, hoofd LIEC, terug. “We liepen tijdens het overleg altijd de verschillende gangs langs, waardoor de informatiepositie van alle partners enorm verbeterde. Ook deelden wij jurisprudentie en lieten we juridische vraagstukken uitzoeken, bijvoorbeeld het verbieden van colors en de sluiting van clubhuizen. Heel praktisch, maar tegelijkertijd ook strategisch, waarbij het niet ging om vergezichten, maar echt om de aanpak.”

Verbieden

Doorslaggevend was vooral het loslaten van de eigen resultaten en de focus op het effect op de maatschappij, denkt Lucas. “Ik vergelijk het strafrecht wel eens met dweilen: je grijpt achteraf in om iets recht te zetten. Maar het is ook belangrijk dat iemand anders de kraan dichtdraait. Dat hebben we gedaan bij de aanpak van motorbendes: door middel van civiel verboden, verbod van colors, sluiting van clubhuizen. En uiteindelijk is het zelfs gelukt om zes criminele motorclubs te verbieden.” 

Het resultaat mag er zijn: tien jaar later zijn de motorbendes geheel uit het straatbeeld verdwenen. Maar wie regelmatig samenwerkt snapt dat dat makkelijker klinkt dan het in werkelijkheid ging. Dat beaamt Meijer: “Het was voor mij wel eens lastig burgemeesters betrokken te krijgen bij de aanpak van motorbendes, omdat niet iedere gemeente er last van had. De urgentie is dat toch minder, wat logisch is. Toch was juist ook voor hen een landelijke aanpak belangrijk, want pak je het probleem in één gemeente aan, dan is de kans groot dat je je buren opzadelt met het probleem.” 

Voor de burgemeesters die wel last hadden van criminele motorbendes was de landelijke samenwerking van groot belang. “Niet alleen omdat we handvatten kregen om het probleem aan te pakken, maar ook omdat we ervaringen en tips konden uitwisselen tijdens speciaal daarvoor georganiseerde bijeenkomsten. Criminele motorbendes leken in die tijd bijna onaantastbaar en het was goed samen te kijken wat we er wél tegen konden doen en om je verhaal te kunnen delen met mensen die weten hoe lastig het is.”

Zero-tolerance Outlaw Motorgangs

De landelijke overheid voert al sinds 2012 een zero-tolerancebeleid tegen outlaw motorgangs. Politie, Openbaar Ministerie, Belastingdienst, FIOD, Ministerie van Justitie en Veiligheid, Koninklijke Marechaussee, gemeenten en RIEC-LIEC werken samen om ondermijning door OMG’s te bestrijden. In die jaren is er, stap voor stap, veel bereikt. Zes motorclubs zijn inmiddels onherroepelijk verboden, voor een zevende is onlangs om een civiel verbod gevraagd

Mensenwerk

“Iedereen trekt aan de gemeente, de politie, het OM”, vult Lucas aan. “We hebben allemaal heel veel verschillende taken en weinig capaciteit. Problemen veranderen, prioriteiten veranderen. Wat je nodig hebt zijn: een duidelijke focus, successen en doorzettingsvermogen. Bij tegenslagen niet de handdoek in de ring gooien maar kijken of je het beter kan doen. En lef: we doen het gewoon en we zien wel waar het schip strandt. Dit probleem heb je nu eenmaal niet in een week opgelost.” Vaes knikt: “Het zou al enorm helpen als de landelijke partners bij de aanpak van ondermijning gezamenlijke doelen krijgen, in plaats van zoals het nu is, verschillende doelen, die elkaar soms ook nog bijten.”

"Het staat of valt met wie je aan tafel hebt"

Maar uiteindelijk is samenwerken mensenwerk, benadrukt Meijer. “Je kunt het nog zo goed organiseren, maar het staat of valt met wie je aan tafel hebt. Mensen met kennis, met mandaat, maar ook mensen die graag willen, die gedreven zijn. En het is ook belangrijk dat ze goed met elkaar kunnen opschieten en dat er vertrouwen is in elkaar. Dat laatste gaat makkelijker als je al wat langer met elkaar om tafel zit, dus continuïteit is ook heel belangrijk. Het was een proces van de lange adem en van hele kleine stapjes vooruit, maar als je terugkijkt is er toch enorm veel bereikt.”

Landelijke fenomeentafels

De aanpak van motorbendes heeft model gestaan voor de huidige landelijke fenomeentafels (LFT’s), die zich richten op grote fenomenen, zoals vastgoed en transport en logistiek. Landelijke problematiek, die vraagt om een landelijke aanpak door partners met een landelijk mandaat. Pak je zo’n probleem regionaal aan, dan verplaatst het zich alleen maar. Ook de aanpak van motorbendes is omgezet naar zo’n fenomeentafel. 
 

“De fenomeentafels profiteren van de ervaring die is opgebouwd door het gezamenlijke offensief tegen motorbendes”, vertelt Vaes, als hoofd LIEC eindverantwoordelijk voor deze tafels. “De ruggengraat blijft een combinatie van experts en strategisch niveau. De combinatie van kennis en ervaring met een landelijk mandaat. En we hebben geleerd dat we concreet moeten zijn, met een duidelijke, afgebakende opdracht. Heldere doelen voor de korte termijn.”

Een groep motorrijders rijden naast elkaar over het asfalt
Foto: Shutterstock

Ondergronds

Nu het gezamenlijke offensief tegen motorbendes meer dan tien jaar loopt en motorbendes vrijwel geheel uit het straatbeeld zijn verdwenen, blijkt het lastig de focus van alle partners vast te houden. Dat merkt ook Lucas: “De urgentie is afgenomen door het succes van de aanpak en bovendien zijn er heel veel andere belangrijke zaken die aandacht nodig hebben. Maar ik weet ook: als wij loslaten komt het probleem ongetwijfeld weer omhoog. De clubs zijn dan wel vrijwel geheel verdwenen uit het straatbeeld, maar beslist niet weg uit onze samenleving. Er zijn sterke aanwijzingen dat veel criminele (motor)clubs ondergronds zijn gegaan of hun clubhuis over de grens hebben gevestigd. Ook zijn er nieuwe clubs ontstaan die gelieerd zijn aan verboden clubs.”

Hoe zorg je ervoor dat samenwerken werkt?

Code Geel vroeg het aan Sybrand Buma. Lees hier meer.

Op dit moment wordt dan ook gepraat over een herijking van de strategie voor de aanpak van criminele motorbendes. De integrale aanpak staat niet ter discussie, die moet zeker worden voortgezet, vindt Lucas. Eind augustus verzocht het Openbaar Ministerie de rechtbank dan ook om een zevende motorclub, de Hardliners, te verbieden. “We moeten deze aanpak volhouden, alleen dan zorgen we ervoor dat het probleem niet opnieuw de kop opsteekt. Maar bij een samenwerking die zo lang duurt is het goed als deze soms van kleur veranderd. Motorbendes zijn nu veel minder zichtbaar in de openbare ruimte en lijken nu meer op ‘gewone’ criminele bendes. Maar ze zijn beslist niet verdwenen, we moeten ze goed in de gaten blijven houden. De buitenwereld vergeet snel, mensen weten al bijna niet meer hoe intimiderend deze bendes waren.”

Voortzetten aanpak

Burgmeester Jan Hamming van Zaanstad, de huidig voorzitter van het LSO, is ook voorstander van het voortzetten van de samenwerking tegen motorbendes. “Alleen schouder aan schouder kunnen wij de problematiek rondom Outlaw Motorgangs aanpakken. Het probleem lijkt misschien minder urgent, maar is niet verdwenen. De afgelopen tien jaar hebben wij veel kennis en ervaring opgedaan, zowel over de OMG’s als over integraal samenwerken en dat doen wij nog elke dag. Zodra wij de vinger niet aan de pols houden en de focus hierop laten verminderen, is het afwachten tot de problematiek weer oplaait. Dit vraagt ook van de landelijke partners blijvende inzet en een bepaalde mate van flexibiliteit om aan te sluiten op de constant veranderende realiteit. Landelijk willen we een realistische koers zetten met de strategisch partners, maar het is ook nodig om regionaal te ondersteunen waar nodig. Hierbij staan het informatiebeeld en het delen van kennis centraal – zorgen dat de partners weten wat ze kunnen en mogen doen om samen op te treden in de aanpak van ondermijnende activiteiten en intimiderende acties door leden van (motor)bendes.”