Tekst Andrea Jansen
Foto Jeroen Rademakers
Waarom heeft de aanpak van grensoverschrijdende ondermijning een impuls nodig?
“Een groot deel van Nederland grenst aan België en Duitsland. Nederland loopt in de aanpak van ondermijning voor op onze buurlanden. De bestuurlijke aanpak zoals wij die kennen, staat in België nog in de kinderschoenen en is in Duitsland nog helemaal niet aan de orde. Waar we in Nederland al eerder merkten dat er een waterbedeffect ontstond richting gemeenten die minder actief waren in de bestuurlijke aanpak van ondermijning, zien we dit effect nu heel duidelijk bij onze ooster- en zuiderburen.
Voor criminelen zijn de grenzen boterzacht, maar voor onze overheden vormen ze vaak een enorme barrière. En we houden deze barrière in stand door niet met elkaar te communiceren. Daarom heeft het RIEC Limburg de opdracht gekregen om het EURIEC op te richten. Het EURIEC gaat de internationale samenwerking stimuleren en ook de knelpunten in de wet- en regelgeving aankaarten in Nederland, België en Duitsland.”
Wat is het EURIEC?
Het EURIEC gaat najaar 2019 van start en richt zich op de bestuurlijke aanpak van grensoverschrijdende ondermijnende criminaliteit. Het EURIEC werkt voor het gehele grensgebied van Nederland, dus van Groningen tot en met Zeeland. Drie accountmanagers, drie juristen, een coördinator en een projectondersteuner gaan België, Nederland en Duitsland ondersteunen in de aanpak van internationale casussen. Het RIEC Limburg neemt, in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid en gefinancierd door de Europese Commissie, het voortouw in de oprichting. Na twee jaar levert het EURIEC een eindrapport op, met daarin bestuurlijke instrumenten, een begrippenlijst, knelpunten en adviezen.
Waar zitten de knelpunten?
“Allereerst in de uitwisseling van informatie. Of liever gezegd: het gebrek daaraan. Dat komt door de verschillende regelgeving in de drie landen, maar ook omdat we elkaar niet goed genoeg kennen. Een Nederlandse gemeente kan een horecavergunning weigeren op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie. Als de aanvrager in een buurgemeente opnieuw een vergunning aanvraagt, mag ook die gemeente de vergunning weigeren op basis van dezelfde bestuurlijke rapportage. Maar stel nu dat die gemeente net over de grens ligt in België of Duitsland, dan heeft die gemeente helemaal geen informatie over de aanvrager en er wordt ook geen signaal gedeeld dat de gemeente alert moet zijn.
Ten tweede is er een groot verschil in opvatting over de rol van het bestuur in de aanpak van ondermijning. In Nederland is het bestuur een belangrijke schakel in die aanpak, maar in België nog niet en in Duitsland heeft de burgemeester louter een ceremoniële functie. Er is bijvoorbeeld in beide landen niet zoiets als de Wet Bibob. Bovendien hebben we verschillende rechtssystemen en een hele andere cultuur. Wij zoeken in Nederland meer de ruimte op. Tel daar nog de taalbarrières bij op en je staat voor een heel complexe uitdaging als je meer wilt gaan samenwerken.”
Doorn in het oog
Een projectontwikkelaar wil een bedrijventerrein vernieuwen. De gemeente staat te juichen, want het verpauperde terrein is haar al lange tijd een doorn in het oog. De financiering van het project is rond, op 3 miljoen euro na. Die regelt de projectontwikkelaar zelf nog wel even, door verkoop van Belgische bezittingen. Hij woont zelf ook in België, net over de grens. Maar als Nederlandse gemeente krijg je geen informatie over inkomsten en bezittingen in België. De herkomst van het geld kan daardoor niet worden vastgesteld en de gemeente moet de vergunning weigeren.
Wat gaat het EURIEC hier aan doen?
“Als EURIEC gaan we internationale casussen uit het hele grensgebied oppakken. Wij doen dat samen met de RIEC’s, de Belgische ARIEC’s en Duitse partners, zoals bestuur, politie en justitie. We faciliteren de samenwerking, brengen mensen met elkaar in contact, analyseren informatie en schrijven handelingsperspectieven voor de partners in binnen- en buitenland. We inventariseren ook alle knelpunten die we daarbij tegenkomen. Over twee jaar rapporteren we aan de drie regeringen over de bestuurlijke mogelijkheden, knelpunten en oplossingen. Uiteindelijk willen we aanzetten tot wetswijzigingen en meer samenwerking. België is bijvoorbeeld bezig met een Bibob-achtige wet. Hoe mooi zou het zijn als we daarin ook de internationale samenwerking kunnen opnemen!”
Internationaal infoplein
Criminelen trekken graag de grens met Duitsland over, omdat het daar veel lastiger is om hun vermogen in te schatten. Dit betekent dat de Nederlandse overheid niet kan plukken van een Nederlandse crimineel die in Duitsland woont, hoeveel geld deze daar ook verdient. Ook starten Nederlanders met een strafblad graag een bedrijf in Duitsland. Daar zijn ze immers ‘schoon’ en kunnen ze hun criminele geld ongestoord witwassen. De Nederlands-Duitse driehoek van Enschede en Gronau wil iets doen tegen de ‘vlucht over de grens’. De twee gemeenten en de Duitse en Nederlandse politie delen bij wijze van proef informatie waar mogelijk, op een internationaal informatieplein. Soms is dit al succesvol, zoals in de zaak van de Nederlandse crimineel met een lang strafblad, die in Duitsland een horecazaak wilde beginnen. In Duitsland had hij geen antecedenten, maar was er wel een vermoeden van criminele activiteiten. Nadat informatie over hem was uitgewisseld op het infoplein, werd de vergunning in Duitsland geweigerd.
Het RIEC Oost-Nederland faciliteert het infoplein. Inmiddels hebben ook andere gemeenten in Oost-Nederland belangstelling getoond.
Wat kan een burgemeester doen als een crimineel de grens over gaat?
“Er kan nu al meer dan we vaak denken. Veel burgemeesters hebben regelmatig contact met hun collega’s vlak over de grens. Als je ziet dat een crimineel uit jouw gemeente bedrijven start aan de andere kant van de grens, bespreek dat dan eens. Net als je in Nederland zou doen. Daarmee overtreed je de wet niet, een beetje experimenteren mag. Bestuurders die in hun gemeente een grotere internationale casus signaleren, kunnen die via het RIEC onder de aandacht brengen van het EURIEC. Wij gaan daar dan mee aan de slag.”
Wat is er nog meer nodig?
“Heel belangrijk is de bewustwording van de bestuurlijke rol in de aanpak van ondermijning. In Nederland hebben we dat inmiddels goed op de rit, maar in België en vooral Duitsland staan we nog helemaal aan het begin. In Nederland weten we bijvoorbeeld wat we met het begrip ondermijning bedoelen, terwijl België en Duitsland dit begrip niet kennen. Het praat lastig als je een hele andere opvatting hebt over de aanpak van ondermijning en de rol van het bestuur daarin. Daarom gaan we veel aandacht besteden aan bewustwording. Als alle neuzen dezelfde kant op staan kunnen we veel beter samenwerken.”
RIEC en ARIEC: samen sterk
“In België zijn we de afgelopen jaren vooral bezig geweest burgemeesters bewust te maken van het probleem van ondermijning”, vertelt Annemie De Boye, coördinator van het ARIEC Limburg (België). “Hierbij hebben we voorbeelden gebruikt van het RIEC Limburg. We zijn zelf ook begonnen met het aanpakken van casussen en hebben de resultaten daarvan gedeeld. We merken nu dat burgemeesters de signalen beginnen te onderkennen. Ze zagen bijvoorbeeld leden van motorbendes als mannen met een ruwe bolster, blanke pit. Dat beeld is veranderd. Tegenwoordig moet je in 32 gemeenten in Belgisch-Limburg een vergunning hebben voor de vestiging van een clubhuis, maar er wordt ook waakzamer opgetreden tegen bijvoorbeeld boksgala’s en rondritten van motorclubs. Ons overzicht van alle juridische instrumenten helpt gemeenten daarbij.”
De oprichting van het Belgische ARIEC was in 2017 een belangrijk resultaat van de jarenlange samenwerking tussen België en Nederland. “Het EURIEC zie ik als een bestendiging van die samenwerking, waarbij het de belangrijkste stap is om Duitsland erbij te betrekken. Op bestuurlijk niveau is er geen wettelijk kader op basis waarvan gemeenten informatie over de grenzen mogen delen, maar er is ook geen wet die dat verbiedt. Door te experimenteren kunnen we de mogelijkheden en grenzen van samenwerken verder verkennen.”