Tekst Özcan Akyol
Foto Bron: Film Zicht/Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland*

Column 

"Tijdens mijn jeugd in een achterbuurt van Deventer bestonden er veel vijandbeelden. Er was wantrouwen jegens elkaar, angst voor vreemden die door de wijk liepen. En de oorspronkelijke bewoners van de straat, die niet bepaald stonden te juichen om de komst van de gastarbeiders en hun kinderen, maakten ons ook altijd achterdochtig.

De enige groep die ons wél meteen accepteerde, waren de jongens van het woonwagenkamp, omdat ze zij eveneens tot de outlaws van de samenleving behoorden. Ondanks onze culturele en religieuze verschillen hadden we iets gevonden wat ons bond: de afkeer van de politie.

In die omgeving, tussen zoveel gelijkgestemden, is het makkelijk om te gaan denken dat jouw lot bezegeld is door de plek van je wieg. Tegelijkertijd ontbreekt het aan iedere vorm van netwerk of contact met de buitenwereld, of in elk geval met mensen die andere dingen kunnen laten zien en dus (aan)leren.

Özcan Akyol (1984) is schrijver en columnist voor onder meer het Algemeen Dagblad. De laatste jaren werkt hij ook als tv-presentator; zo presenteerde hij Sterren op het Doek en De Geknipte Gast. Ook is hij frequent te gast in opinieprogramma’s. Akyol groeide op in een ‘moeilijke’ volksbuurt van Deventer en ervaarde zodoende zelf als jongere al hoe belangrijk wijkaanpak en preventie is.

Het liet zich raden dat ik op jonge leeftijd in aanraking met de politie zou komen, net als de meeste andere jongetjes in de straat. Omdat we geen status in de gewone samenleving konden krijgen, bijvoorbeeld dankzij een goede opleiding of een vak, probeerden we sterren te worden met onze hossels – heling, wietkweek, inbraken en fraude.

De agenten en gemeentemedewerkers kwamen nooit onze straat in, alleen als er stront aan de knikker was, en er eigenlijk dus al onherstelbare schade was ontstaan.

Ik dreef zelf steeds verder af naar de criminaliteit. Voor ik het wist, was ik onderdeel van iets wat de rechterlijke macht een criminele organisatie noemt. Dat vond ik overdreven. We waren gewoon in groepsvorm heel behendig in het aftroggelen van andermans geld.

Op een bepaald moment, nadat ik enkele weken in detentie had gezeten, ontvingen mijn ouders een brief van de gemeente Deventer. Daarin werd gevraagd naar mijn verblijflocatie, want ze waren me, naar eigen schrijven, simpelweg kwijt.
Ik belde zelf de ambtenaar die met deze zoektocht belast was en vertelde dat ik gewoon her en der logeerde, bij vrienden en scharrels – die laatste groep had mijn voorkeur. De dame van de gemeente nodigde me uit voor een gesprek.

Toen ik daar kwam, praatten we eerst met elkaar; vervolgens kreeg ik allerlei mogelijkheden voorgeschoteld, variërend van starten in een werkleerbedrijf tot het volgen van een volwaardige opleiding. Ik koos voor dat laatste. Acht jaar later zat ik op de universiteit.

Ik wil maar zeggen: je kunt als Rijk wel allerlei goedbedoelde initiatieven optuigen, maar als je verzuimt om je doelgroep te bereiken, heeft het allemaal geen zin. De jongens en meisjes uit mijn buurt die aan criminelen ten prooi vielen, hadden misschien dat lot kunnen omzeilen als ze gezien werden.

Daarvoor is verbinding nodig. En die kunnen zijzelf niet leggen. Daar ligt een mooie taak voor onze instanties."   

*De topfoto van dit artikel is een beeld uit de film ZICHT. Deze indringende korte film neemt je mee in de belevingswereld van jongeren die zich in criminele kringen (hebben) begeven. De film is gemaakt op initiatief van de Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland, als onderdeel van het project Weerbare Jeugd. Interesse in de film ZICHT? Mail dan naar weerbarejeugd@taskforce-riec.nl.