Code Geel Editie 11

Code Geel Editie 11

Deze printvriendelijke versie bevat niet de volledige inhoud van het online magazine, maar alleen de teksten en een beperkte selectie foto´s. Het hele online magazine met alle foto´s, video´s en multimedia kan worden bekeken op:
https://magazines.riec.nl/codegeel/2021/11

Nog een tip voor het geval u het magazine wil printen: Heeft u een Windows-computer en bekijkt u het magazine met het programma Chrome? Dan adviseren we u voor het afdrukken alleen gebruik te maken van het zogenoemde dialoogvenster (Ctrl+P).

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Tijd, geld en politieke wil nodig voor offensief tegen drugs

Tekst Andrea Jansen
Foto Souldesign

Wint Nederland de strijd tegen drugs? Het is erop of eronder, vinden Peter Noordanus van het Strategisch Beraad Ondermijning en Nadine Vaes, hoofd LIEC. Met de verkiezingen voor de deur is het belangrijk om vooruit te kijken. “Als je ziet wat de gevolgen zijn van ondermijning, dan hebben we eigenlijk geen keuze.”

Inmiddels weten we allemaal wel dat Nederland is verworden tot een mondiaal drugsknooppunt, denkt Noordanus. Zowel voor doorvoer als voor productie is ons land een belangrijke schakel. “Dat maakt van Nederland een onveiliger land. Er komt meer geweld bij kijken. Bovendien zien we steeds vaker professionele, internationale productielocaties, bijvoorbeeld een heel grote cocaïnewasserij op het Drentse platteland en een crystal meth-lab in de Achterhoek.”

Niet alleen drugs

Maar het zijn niet alleen drugs waarmee de georganiseerde criminaliteit zich manifesteert in Nederland, vult Vaes aan. “Drugs brengen veel criminaliteit met zich mee, zoals witwassen en liquidaties. Maar ook andere vormen van criminaliteit ondermijnen onze samenleving. Denk aan mensenhandel en arbeidsuitbuiting, waar zeer goed georganiseerde internationale criminele organisaties achter zitten. Ook milieucriminaliteit, subsidiefraude en zorgcriminaliteit zorgen voor veel schade. Soms hangt dit samen met drugs, maar vaak ook niet.”

Afgelopen najaar lanceerde Peter Noordanus het rapport Een Pact voor de Rechtsstaat. Een manifest om aandacht te vragen voor de positie van Nederland in de internationale drugshandel, maar vooral ook om te benadrukken dat er tijd en geld nodig is om dit aan te pakken. “Als we drugscriminaliteit willen terugdringen, hebben we drie dingen nodig: geld, uithoudingsvermogen en een integrale aanpak”, legt Noordanus uit. “Ga er maar vanuit dat we in ieder geval tien jaar aan geld en energie nodig hebben om een deuk te slaan in de drugscriminaliteit. Structureel geld, want dit probleem los je niet op met tijdelijke projecten. Dat is geld weggooien.”

Escaperoom

Met de versterkingsgelden zijn al flinke stappen gezet in de aanpak van criminaliteit. “We zitten op het goede spoor”, vindt Noordanus. “De regionale, integrale aanpak werpt zijn vruchten af en bovendien hebben we de laatste jaren veel kennis en ervaring opgedaan. Zowel op het gebied van handhaving als in de preventie maken we grote sprongen. Op deze weg moeten we verder gaan, willen we ondermijning kunnen bestrijden.”
Ook Vaes kent vanuit het LIEC en de RIEC’s talloze voorbeelden van veelbelovende samenwerkingsprojecten. Van een escaperoom voor jongeren om hen bewust en weerbaar te maken en het leefbaar maken van wijken, tot aan projecten om ondermijning in de zeehavens en op Schiphol tegen te gaan. “Criminaliteit manifesteert zich altijd lokaal, maar heeft ook regionaal, nationaal en internationaal gevolgen. We merken dat de RIEC’s een zeer sterke positie hebben in de regio’s en dat is van groot belang voor de aanpak. Het LIEC kan een rol spelen als het gaat om het nog beter verbinden met het landelijke niveau.”

Schakelkast

Noordanus ziet de RIEC’s en het LIEC als een schakelkast om alle overheden goed met elkaar te verbinden. “De betekenis van de RIEC’s wordt groter. Hun expertise op het gebied van integraal samenwerken en bestuurlijk handhaven is steeds meer van belang. Ook aan de preventieve kant spelen de RIEC’s een rol in het verbinden van overheids- en private partners. Het LIEC vormt een belangrijke schakel tussen de RIEC’s, maar ook tussen de landelijke partners en het zojuist opgerichte Multidisciplinair Interventie Team (MIT).”

Vaes wil die verbindende rol van het LIEC uitbreiden door middel van landelijke fenomeentafels. “Het LIEC coördineert al een aantal jaren de succesvolle aanpak van criminele motorbendes. Door ook op landelijk niveau alle partners aan tafel te zetten en samen op te trekken, kun je een enorm effect bereiken. We willen dat nu ook bij andere onderwerpen gaan doen. Samen met de overheidspartners bekijken we hoe we een fenomeen effectief kunnen aanpakken en kunnen komen tot een handelingsperspectief.” Binnenkort wordt bepaald welke onderwerpen er op de fenomeentafels besproken worden.

Over de brug

Naast verbinden is ook het delen van kennis een belangrijk middel in de aanpak van criminaliteit. Daarom hebben het SBO en het LIEC samen het Kennisplatform Ondermijning opgericht, waarop alle professionals die bezig zijn met de aanpak van ondermijning informatie en voorbeelden kunnen vinden én delen.

Willen we kans maken tegen de vernietigende kracht van drugscriminaliteit, dan moet de politiek nú over de brug komen, waarschuwt Noordanus. “We hebben geld en tijd nodig, maar vooral ook politieke wil. Wil om wetgeving aan te passen, zodat we witwassen beter kunnen aanpakken en om meer informatie te kunnen delen. Als je onder ogen ziet wat de gevolgen zijn van criminaliteit voor de rechtsstaat, voor de wijken en voor de kinderen die daarin opgroeien, dan weet je dat er eigenlijk geen keuze is.”

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Pieter Tops: “Nederland is spil in internationale drugshandel”

Tekst Andrea Jansen
Foto ANP Foto

Zijn boek De achterkant van Nederland gaf een schokkend beeld van de verwevenheid van de georganiseerde misdaad met de Nederlandse maatschappij. Voor het eerst had het grote publiek aandacht voor ondermijning. Nog steeds weet prof. dr. Pieter Tops de brug te slaan tussen wetenschap en praktijk. In 2020 verscheen Nederland Drugsland, over de verlokkingen van drugsgeld. “Drugsgeld heeft een enorme impact op onze samenleving.”

Georganiseerde misdaad vs ondermijning

“Ondermijning is een breed begrip, waar nog steeds veel discussie over is. Ik maak altijd onderscheid tussen de georganiseerde misdaad, dat is de harde kern van het criminele netwerk, en de maat-
schappelijke consequenties daarvan, wat ik zie als ondermijning. Met dit onderscheid voorkom je rolverwarring. De georganiseerde misdaad pak je aan met behulp van de justitiële keten. Maar bij ondermijning is het lokaal bestuur aan zet. Te vaak wordt de burgemeester gezien als crimefighter. Ik vind dat een foute uitdrukking. De burgemeester is, samen met het college en de raad, aan zet als het gaat om de maatschappelijke consequenties van de georganiseerde criminaliteit.”

Enorme sommen geld

“De georganiseerde misdaad kent vele vormen, maar de ruggengraat wordt gevormd door de drugshandel. Daar gaat een enorme hoeveelheid geld in om. In 2017 hebben we berekend dat de wereldwijde omzet van in Nederland geproduceerde synthetische drugs ten minste 18,9 miljard euro is. In Tilburg en omgeving ging in 2012 al 700 tot 900 miljoen euro om in de handel in hennep. In de Rotterdamse haven werd vorig jaar zo’n 30.000 kilo cocaïne onderschept, met een straatwaarde van ongeveer 50.000 euro per kilo. Hele grote bedragen dus. Bezien vanuit criminaliteitsbestrijding zijn niet de drugs zelf het probleem, maar het drugsgeld.”

“Nederland is een belangrijke spil in de wereldwijde drugshandel. Ten eerste wordt in Nederland veel cannabis geproduceerd, ten tweede kennen we steeds meer productie van synthetische drugs en ten derde is Nederland een belangrijk handelsland als het gaat om drugs. We exporteren niet alleen Nederlandse drugs naar het buitenland, maar we zijn ook een wereldwijd entry point voor drugs van buiten Europa, zoals cocaïne uit Zuid-Amerika. Dat alles willen we natuurlijk niet, maar om dit te doorbreken moet de aanpak hoge prioriteit krijgen. Dat is de enige manier.”

Olievlek in de samenleving

“Zo enorm veel illegaal geld, dat doet iets met de Nederlandse samenleving. Het heeft een enorme aantrekkingskracht op mensen die ook graag een graantje hiervan meepikken. Op drie manieren ontstaat een olievlek van ondermijning. Allereerst de sociale kant: al dat geld en de bijbehorende status trekken mensen aan die normaal helemaal niet in de criminaliteit actief zouden zijn. Denk aan boeren, vissers, scholieren, havenmedewerkers, elektriciens, enzovoort. Dit heeft zijn effect op wijken en op hele gemeenschappen, zoals de woonwagen-
wereld en de motorgangs. Geld en macht zorgen voor verwrongen verhoudingen.

Maar ook economisch zijn de gevolgen enorm. De economie lijdt onder de ongezonde concurrentie, en daarnaast heeft criminaliteit een grote impact op bedrijfstakken. Denk maar aan het fruitbedrijf in Hedel, dat enorm onder druk werd gezet door criminelen. Hadden we ooit kunnen bedenken dat je bang zou moeten zijn om bij een fruithandel te werken? Ook belast criminaliteit onze financiële infrastructuur. Er zijn alleen al 800.000 mensen in dienst bij banken om alle transacties te controleren. En niet alleen banken zijn poortwachters, ook notarissen en accountants investeren geld en tijd.

Last but not least heeft al dat geld een enorme aanzuigende werking voor andere vormen van criminaliteit. Denk aan wapenhandel, uitbuiting van mensen, witwassen, illegaal lozen van drugsafval. Maar het gaat verder dan dat. De criminele infrastructuur kan ook heel makkelijk worden gebruikt voor andere ‘gouden handel’, bijvoorbeeld het illegale vuurwerk dat na het vuurwerkverbod afgelopen jaar ineens heel gewild werd.”

Geen crimefighter maar burgervader

“Ik denk dat burgemeesters zich vooral moeten richten op de maatschappelijke effecten van georganiseerde criminaliteit. Zij zijn de burgervaders en -moeders die ons moeten beschermen tegen de gevolgen van criminaliteit en die hulp bieden aan mensen die er het slachtoffer van dreigen te worden, zoals via de verslavingszorg en schuldhulpverlening. Dat is een hele brede verantwoordelijkheid, waarbij samenwerking met veel overheids- en maatschappelijke organisaties van groot belang is. Het doel van de inzet van bestuurlijke instrumenten, zoals Bibob, Damocles en de APV, is dan volgens mij ook vooral om de samenleving te beschermen, niet om drugscriminelen op te sporen. De burgemeester pakt geen boeven op, daar hebben we de politie voor."

"De meeste burgemeesters zetten stevig in op bewustwording en het mobiliseren van maatschappelijke coalities, wat absoluut een heel belangrijke rol is. Zeker in combinatie met een slagvaardig wijkbeleid. Door perspectief te bieden zorg je ervoor dat criminaliteit minder aantrekkingskracht heeft. Samen met het repressieve beleid van de justitiële keten maakt dit de criminele weg minder aantrekkelijk.”

Slim en lenig op regionaal niveau

“Ik denk dat we, naast de ondermijningsbeelden, nog meer informatie nodig hebben om slagvaardig te kunnen zijn. Welke ontwikkelingen zien we aankomen? Wat zijn daar de effecten van? En welke stappen zouden we dus moeten zetten? Ik zie daarbij een belangrijke rol voor de RIEC’s. Op regionaal niveau zie je al een mooie samenwerking ontstaan tussen allerlei overheidspartners, maar vreemd genoeg gebeurt dat op landelijk niveau nog veel te weinig. Eén overheid, dat zou ook voor de departementen moeten gelden. Op regionaal en lokaal niveau zouden we de RIEC’s meer ruimte moeten geven om te versterken zonder topzwaar te worden. Geef de professionals de ruimte om slim en lenig effectief te zijn in de lokale aanpak.”

“Legaliseren drukt de criminaliteit niet weg. Je zult de legale markt heel goed moeten beschermen en drugscriminaliteit nog steeds hard aan moeten pakken. We moeten weg uit het gepolariseerde debat over legalisering. Het verbod heeft ons niet gebracht wat we wilden. We moeten onder ogen zien dat zowel vraag als aanbod welig tiert. Dat moeten we beseffen en dan moeten we kijken hoe we hier vanaf nu verstandig mee om kunnen gaan.”

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Roemer schaamt zich … en andere burgemeesters over ondermijning

Tekst Andrea Jansen
Foto ANP Foto

Als fractievoorzitter van de SP in de Tweede Kamer werd Emile Roemer al geraakt door de discussie over arbeidsmigranten. Hij hoefde er daarom ook niet lang over na te denken toen hij werd gevraagd om trekker te worden van het aanjaagteam voor bescherming van arbeidsmigranten. “Ik schaam me kapot dat dit in Nederland kan gebeuren.”

Als waarnemend burgemeester van Heerlen en nu Alkmaar zag Emile Roemer met lede ogen hoe vastgoed werd opgekocht om arbeidsmigranten te huisvesten in erbarmelijke omstandigheden. “Het steekt om te zien hoe hier misbruik van wordt gemaakt. Niet alleen omdat het leidt tot langere wachtlijsten voor een huurhuis voor de inwoners van je stad, maar ook omdat arbeidsmigranten zo ontzettend onder druk worden gezet. Baan kwijt? Dan ook je huis en je zorgverzekering kwijt. Dan houd je je mond wel.”

Handreiking RIEC

Omdat in Limburg vanuit meerdere gemeenten signalen kwamen van arbeidsuitbuiting, had het RIEC Limburg al eerder een handreiking gemaakt voor gemeenten over de huisvesting en uitbuiting van arbeidsmigranten. Deze handreiking werd aangeboden aan Roemer, die waarnemend burgemeester was van Heerlen toen hij trekker werd van het aanjaagteam. In de aanbevelingen van het aanjaagteam komen veel van deze tips terug. “We hebben een heel evenwichtig en breed gedragen advies kunnen opstellen. Het is nu aan de regering om dit uit te voeren.”

Wachten kunnen we niet, vindt Roemer. De nood is hoog. “Ik hield het niet droog toen ik zag in welke omstandigheden mensen hier leven. Beroerde huisvesting, slechte betaling, grote druk om maar zoveel mogelijk te werken. Soms al jarenlang. En heel Nederland weet dat dit gebeurt.”

Burgemeesters over de aanpak van ondermijning

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Vijf vragen aan… misdaadjournalist Gerlof Leistra

Tekst Andrea Jansen
Foto Pixabay

1) U schrijft al dertig jaar over criminaliteit. Wat is er in die tijd veranderd?

“De drugsmaffia is steeds machtiger geworden en ook veel kleurrijker. Er lopen nu vanuit Nederland contacten met Afrika, Zuid-Amerika, Azië. Maar eigenlijk is er ook heel veel níet veranderd in die jaren. Ik heb onlangs Kees Sietsma gesproken, die in de jaren zeventig recherchebaas was in Amsterdam. Toen waren er al grote zorgen over de verwevenheid van de onderwereld en de bovenwereld en de macht van drugscriminelen. Ook de IRT-affaire in de jaren negentig maakte duidelijk dat allerlei beroepsgroepen geïnfiltreerd werden door criminelen. Wel is de omvang toegenomen en is de criminaliteit ernstiger geworden. Harder.”

2) Wat betekent dat voor uw werk als misdaadjournalist?

“Toen ik begon was er een handjevol misdaadverslaggevers, nu zijn het er heel veel. Er zijn veel meer zenders en de sociale media spelen een belangrijke rol. De commerciële belangen zijn groter. Ook nieuws is geld. Daardoor moet je uitkijken dat je niet onbedoeld partij kiest of gebruikt wordt. Een misdaadjournalist moet nieuws verslaan, maar geen speler zijn in het verhaal. Dat is ingewikkelder geworden, de waarheid is sneller gekleurd.”

3) Is het werk ook onveiliger geworden?

“Dat zeker! Er is een categorie criminelen actief geworden die geen enkele mores meer heeft. De criminaliteit is extreem verhard. Het is te gek voor woorden dat journalisten bevreesd moeten zijn voor hun leven. We hebben allemaal relaties, families, gezinnen. We moeten met z’n allen de rug recht houden en juist nu pal staan voor de journalistiek. Het gaat om feiten. Maar niet alleen misdaadjournalisten worden onder druk gezet en bedreigd, ook burgemeesters, rechters en advocaten moeten vrezen voor hun leven. We waren al heel wat gewend, met het afgehakte hoofd voor de sishalounge. Maar het is verschrikkelijk dat daarna de broer en advocaat van een kroongetuige werden vermoord en dat zijn nieuwe advocaten alweer op een dodenlijst staan. Ik ben bezorgd over waar dit heen gaat.”

4) Welke verhalen maken de meeste indruk op u?

“Dat zijn de reconstructies van moorden, waarvan ik er inmiddels zo’n vijftig heb gemaakt. De Leidse balpenmoord vond ik erg bijzonder, maar ook de moord op de Groningse studente Anne Ruijter de Wildt. Ik heb veel contact gehad met haar ouders hierover. Reconstructies raken mij het meest, maar zijn ook het mooiste om te doen. Een overzichtelijk, duidelijk verhaal helpt nabestaanden bij de verwerking. En het is belangrijk stil te staan bij het feit dat iemand er niet meer is. Om te laten zien wat er achter die paar regels in de krant schuilgaat. Tegelijkertijd zie ik het ook als een waarschuwing. Voor het kerstnummer van EW schreef ik een reconstructie over de moord op Bas van Wijk, die werd vermoord om een nephorloge. Ik vind het belangrijk om te laten zien hoe erg het is wat er gebeurd is.”

5) Pakken we ondermijnende criminaliteit goed aan?

“Ik zie veel goede initiatieven, vooral in de samenwerking tussen overheden. Op landelijk niveau verwacht ik veel van het MIT. Ik constateer dat ondermijning ook op lokaal niveau hoog op de agenda staat. Ook daar is de aanpak ingewikkeld, want criminelen zitten niet stil. Steeds vinden ze weer nieuwe wegen, zoals het inzetten van katvangers. Het RIEC vind ik daarom een belangrijke speler. Vroeger was strafrecht eigenlijk het enige middel, maar nu kunnen gemeenten en Belastingdienst ook actie ondernemen. En vaak is dat sneller en effectiever dan het strafrecht.

Die integrale aanpak, waar het RIEC voor is, wordt daarom steeds belangrijker. Daar zijn de RIEC’s wel wat te bescheiden in, vind ik. Laat zien wat je doet! Ik vind het een grote winst dat misdaadbestrijding veel breder wordt aangepakt dan vroeger. Waar nog wel wat te winnen valt is de informatie naar de inwoners. Laat maar zien wat er allemaal in de wijk gebeurt. De Ondermijningsapp is bijvoorbeeld een heel mooi ding. Zorg dat mensen die breed gaan gebruiken, dat ze weten wat er in hun omgeving gebeurt en dat ze gaan melden.”

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Boutellier: “Aanpak ondermijning moet van keeper naar voorhoede”

Tekst Andrea Jansen
Foto Pixabay

Ondermijnende criminaliteit bestrijden we het beste met een brede, maatschappelijke wijkaanpak, vindt prof. dr. Hans Boutellier van het Verwey-Jonker Instituut en de Vrije Universiteit Amsterdam. Aan Code Geel legt hij uit waarom.

“In sommige wijken zie je een stapeling van problemen. Sociale en psychische problemen, laaggeletterdheid, schulden. Weinig perspectief voor jongeren. De georganiseerde misdaad maakt daar gebruik van door jongeren in te zetten voor hand- en spandiensten en door misbruik te maken van bijvoorbeeld de detailhandel en de horeca. De verloedering wordt daardoor nog groter en dat werkt demoraliserend. Op deze manier is de ondermijnende criminaliteit een katalysator van de problematiek in deze wijken.”

“Die vicieuze cirkel maakt ondermijning een complex probleem. Aan de ene kant heb je de drugshandel, die zoveel geld genereert dat het een grote aanzuigende werking heeft en hele wijken erdoor verloederen. Aan de andere kant zijn er relatief weinig zichtbare slachtoffers. De relatie dader-slachtoffer is veel minder duidelijk dan bij andere vormen van criminaliteit. Eigenlijk is onze maatschappij het slachtoffer. Een dergelijke crisis van het systeem betekent ook dat alle partijen bij de oplossing betrokken moeten worden.”

Achterhoedegevecht

“Zo’n brede maatschappelijke aanpak is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik vergelijk het wel eens met een voetbalveld. In de achterhoede en in het doel staan de handhavers van politie, justitie en gemeenten. Die zijn nu veelal aan zet in de aanpak van ondermijning. Maar meestal komen ze pas in actie als het kwaad al is geschied. Het middenveld is daarom van groot belang in de preventie. Dat zijn bijvoorbeeld het onderwijs en de zorg. Partijen die eigenlijk helemaal niet zoveel met veiligheid te maken hebben, maar toch een cruciale rol spelen in het bestrijden en voorkomen van ondermijning. De voorhoede wordt gevormd door de burgers. Zowel de achterhoede als het middenveld moeten ervoor zorgen dat de burger aan de bal komt en hem ruggensteun geven als dat nodig is. Op dit moment voeren we nog te vaak een achterhoedegevecht en dat voelt soms als dweilen met de kraan open.”

“Juist in de wijken waar de problemen zich opstapelen is het belangrijk om het gevoel van rechtvaardigheid te herstellen. Laten zien dat misdaad niet loont, maar tegelijkertijd het gevoel geven dat de overheid er óók voor de inwoners van deze wijken is. Daarvoor is het belangrijk dat er voldoende kwaliteit en capaciteit is in de handhaving.

Maar minstens zo belangrijk is het om mensen perspectief en kansen te bieden. Zoals Ahmed Marcouch, burgemeester van Arnhem, al eens zei: We moeten hen helpen de juiste afslag te nemen. Daarbij zijn onderwijs, werk en stabiliteit belangrijk. De beste leerkrachten zouden juist in die wijken moeten staan waar de problemen het grootst zijn.”

Focus

Het lijkt misschien alsof het om lokale problemen gaat. Maar dit zijn lokale problemen van nationaal belang. Je hebt geld, capaciteit en een lange adem nodig om structureel zaken te kunnen veranderen. De aanpak van Rotterdam-Zuid is een goed voorbeeld hiervan. Een nationaal programma voor een lokaal probleem, waarbij de inzet door alle partners voor twintig jaar gegarandeerd is. En focus. Ondermijning is een breed begrip, dus: wat ga je exact aanpakken? Maak duidelijke afspraken over taken en rollen van partners.


De RIEC’s hebben nu al een belangrijke faciliterende en verbindende rol. Bovendien maakt het RIEC vaak het aanvalsplan, in de vorm van interventievoorstellen. Die rol zou je verder kunnen uitbouwen door partners te helpen om de juiste positie in te nemen, beter samen te werken en nieuwe coalities te smeden. In feite is het RIEC de coach van de integrale aanpak. Het is wel belangrijk dat die rol ook geaccepteerd wordt door de spelers – dan gaat het pas echt goed werken.”

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Özcan Akyol over zijn jeugd in Deventer

Tekst Özcan Akyol
Foto Bron: Film Zicht/Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland*

Column 

"Tijdens mijn jeugd in een achterbuurt van Deventer bestonden er veel vijandbeelden. Er was wantrouwen jegens elkaar, angst voor vreemden die door de wijk liepen. En de oorspronkelijke bewoners van de straat, die niet bepaald stonden te juichen om de komst van de gastarbeiders en hun kinderen, maakten ons ook altijd achterdochtig.

De enige groep die ons wél meteen accepteerde, waren de jongens van het woonwagenkamp, omdat ze zij eveneens tot de outlaws van de samenleving behoorden. Ondanks onze culturele en religieuze verschillen hadden we iets gevonden wat ons bond: de afkeer van de politie.

In die omgeving, tussen zoveel gelijkgestemden, is het makkelijk om te gaan denken dat jouw lot bezegeld is door de plek van je wieg. Tegelijkertijd ontbreekt het aan iedere vorm van netwerk of contact met de buitenwereld, of in elk geval met mensen die andere dingen kunnen laten zien en dus (aan)leren.

Het liet zich raden dat ik op jonge leeftijd in aanraking met de politie zou komen, net als de meeste andere jongetjes in de straat. Omdat we geen status in de gewone samenleving konden krijgen, bijvoorbeeld dankzij een goede opleiding of een vak, probeerden we sterren te worden met onze hossels – heling, wietkweek, inbraken en fraude.

De agenten en gemeentemedewerkers kwamen nooit onze straat in, alleen als er stront aan de knikker was, en er eigenlijk dus al onherstelbare schade was ontstaan.

Ik dreef zelf steeds verder af naar de criminaliteit. Voor ik het wist, was ik onderdeel van iets wat de rechterlijke macht een criminele organisatie noemt. Dat vond ik overdreven. We waren gewoon in groepsvorm heel behendig in het aftroggelen van andermans geld.

Op een bepaald moment, nadat ik enkele weken in detentie had gezeten, ontvingen mijn ouders een brief van de gemeente Deventer. Daarin werd gevraagd naar mijn verblijflocatie, want ze waren me, naar eigen schrijven, simpelweg kwijt.
Ik belde zelf de ambtenaar die met deze zoektocht belast was en vertelde dat ik gewoon her en der logeerde, bij vrienden en scharrels – die laatste groep had mijn voorkeur. De dame van de gemeente nodigde me uit voor een gesprek.

Toen ik daar kwam, praatten we eerst met elkaar; vervolgens kreeg ik allerlei mogelijkheden voorgeschoteld, variërend van starten in een werkleerbedrijf tot het volgen van een volwaardige opleiding. Ik koos voor dat laatste. Acht jaar later zat ik op de universiteit.

Ik wil maar zeggen: je kunt als Rijk wel allerlei goedbedoelde initiatieven optuigen, maar als je verzuimt om je doelgroep te bereiken, heeft het allemaal geen zin. De jongens en meisjes uit mijn buurt die aan criminelen ten prooi vielen, hadden misschien dat lot kunnen omzeilen als ze gezien werden.

Daarvoor is verbinding nodig. En die kunnen zijzelf niet leggen. Daar ligt een mooie taak voor onze instanties."   

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

.

Tekst RIEC-LIEC
Foto Souldesign

Ondermijning kunnen we alleen effectief aanpakken als we het samen doen. Met overheidsinstanties én private partijen kunnen we oprollen, afpakken en voorkomen. Met ons lokale, regionale, nationale en euregionale netwerk en door onze ontkleurde structuur zijn we als RIEC’s, LIEC en EURIEC de ondersteunende schakel van deze brede maatschappelijke aanpak van ondermijning.

Het RIEC-LIEC streeft naar een sterke overheid en een weerbare maatschappij. Wij vormen het platform voor integrale informatie, analyse en aanpak, wij zijn de expert in de integrale en bestuurlijke aanpak en wij vormen de verbindende schakel, van lokaal tot euregionaal. Lees meer daarover in onze position paper.

Hieronder vindt u alle sheets van onze position paper. Klik op de pijlen rechts of links of op de nummering onder de foto’s. De interactieve presentatie kunt u ook vinden op onze website: www.riec.nl.

Dit artikel hoort bij: Code Geel Editie 11

Colofon

Code Geel, Editie 11 Jaargang 5

Publicatiedatum
dinsdag 02 maart 2021
Hoofdredactie
Nadine Vaes
Productie
Communicatie LIEC
Eindredactie
Andrea Jansen en Marjolein Spek
Vormgeving
Marjolein Spek
Internet
http://www.liec.nl
Copyright
CC0 1.0 Universal