Tekst Andrea Jansen
Foto Pixabay
De ene crimineel is de andere niet. Hoe weet je wat voor vlees je in de kuip hebt? Hoe kun je van tevoren voorspellen hoe iemand reageert op interventies? Neurowetenschapper dr. Victor Kallen en zijn team werken samen met verschillende RIEC’s aan een gerichte aanpak van criminelen. Een gesprek over genen, hormonen, stress en criminaliteit.
“In elke samenleving zie je vrijwel hetzelfde patroon”, begint Victor Kallen. Zo blijkt uit Amerikaanse studies naar bendevorming dat van elke honderd mensen er ongeveer zeventig niets te maken willen hebben met criminaliteit, terrorisme of extremisme. Zo’n twintig procent heeft, zeker in de puberteit en jongvolwassenheid, de neiging om de grenzen flink op te zoeken en daarbij regelmatig op zoek te gaan naar een ‘verzetje’. Zij zijn de meelopers, die zich aangetrokken voelen tot alles wat ‘outlaw’ is, zoals motorbendes, hooligans en radicale politieke en religieuze gemeenschappen.
Deze meelopers zijn opvallend gevoelig voor groepsdruk, en laten zich dan ook makkelijk ‘verleiden’ tot het overschrijden van grenzen. De laatste tien, dat zijn de echte probleemgevallen. Daar zitten de leiders, die van nature geneigd zijn de ‘outlaw’-groepen speciaal op te zoeken omdat ze daar nieuwe aanwas kunnen rekruteren.”
Vriendinnetje
“Bij welk van de groepen je hoort, heeft voor een groot deel te maken met hoe je biologisch en fysiologisch in elkaar zit. Een complexe combinatie van je genen, je hormonen en de manier waarop je daardoor op stress reageert. De grote groep meelopers, die graag de grenzen opzoekt, is nog wel te bereiken als je het op een goede manier aanpakt. Het meest effectief blijkt een vriendinnetje te zijn: met een serieuze relatie blijken veel van deze jongens alsnog snel volwassen te worden. Verder werkt het goed om deze groep positief te benaderen, het voordeel van de twijfel te geven en de kans te geven om te resocialiseren."
Maar de tien procent hardcore outlaw, officieel opstandig oppositioneel genoemd, lijkt genetisch, neurologisch en psychologisch echt anders in elkaar te zitten. Bij deze groep werkt feedback op een heel andere manier, en ze zijn daar van nature sowieso een stuk minder gevoelig voor. Omdat het zoeken van grenzen hun ‘leidmotief’ is, helpt eigenlijk alleen het duidelijk stellen van grenzen, repressie dus. Het is dan ook heel belangrijk om deze groep tijdig te herkennen en strikte grenzen op te leggen.”
Beslotenheid
“Ook is het belangrijk om te weten hoe zij te werk gaan. Om mensen te kunnen rekruteren hebben ze beslotenheid nodig. Ze zoeken daarom bijvoorbeeld vaak hun heil bij motorclubs of de harde kern van voetbalclubs, omdat ze daar mensen vinden die graag grenzen opzoeken én omdat deze gemeenschappen vaak al relatief besloten zijn. Ook volkswijken en hechte dorpsgemeenschappen vormen daarom een goede voedingsbodem voor ondermijning. Vervolgens sluiten ze mensen af van hun sociale, en soms zelfs fysieke, omgeving met manipulatie en intimidatie. Ze creëren een gezamenlijke vijand, bijvoorbeeld de overheid. Het is ‘zij’ tegen ‘wij’."
"Wat kunnen wij als overheid hier nu tegen doen? Allereerst kunnen we de beslotenheid doorbreken. Zorg voor transparantie, ga overal een praatje maken, zorg voor berichten in de media. Sta niet toe dat er besloten kampjes ontstaan met hekken, camera’s en waakhonden. Maak van ieder fort een aquarium. Daarnaast kun je een groot deel van de meelopers bereiken met communicatie en dialoog. De echte diehards zijn hier niet gevoelig voor, daarvoor heb je bestuurlijke en strafrechtelijke interventies nodig. En besef ook: in deze groep staat altijd weer een nieuwe ringleader op.”
Voorspellen
Kallen: “Sinds enkele jaren werken wij vanuit TNO samen met de Taskforce-RIEC Brabant-Zeeland en recenter ook met een aantal andere RIEC’s. De integrale aanpak van het RIEC sluit perfect aan bij de combinatie van interventies die vanuit wetenschappelijk oogpunt nodig is. Je ziet dat telkens een andere partner de juiste bevoegdheden heeft om een doeltreffende interventie te doen. Voor de interventiestrategie is het van groot belang om snel en nauwkeurig te weten met welke groep je te maken hebt. Wij helpen daarbij. Ook voorspellen we wat de reactie op bepaalde interventies zal zijn, zodat de partners zich daarop kunnen voorbereiden. Soms blijkt bijvoorbeeld dat een zeer hardnekkige klant vooral in de GGZ thuis hoort. Dan zien we dat de stress met elke interventie toeneemt en dat leidt tot steeds meer agressie. Je moet dan juist gaan de-escaleren."
"Als kennisinstituut werkt TNO intensief samen met verschillende universiteiten, waar jonge briljante studenten werken aan RIEC-thema’s. Daarbij nemen we geanonimiseerde informatie uit casussen mee in ons onderzoek. We zijn nu bijvoorbeeld bezig met het eerste wetenschappelijke intimidatiemodel ter wereld, dat we dan ook onmiddellijk kunnen toepassen in de praktijk. Nog voordat het wetenschappelijk is gepubliceerd, is dit model al beschikbaar voor de RIEC-partners. Dit is een prachtige samenwerking tussen RIEC’s en wetenschap.”
Spotlight op Ondermijning
Op 23 november organiseert het LIEC samen met het Aanjaagteam Ondermijning de online conferentie Spotlight op Ondermijning. Thema: Repressie en preventie verbinden. Dr. Victor Kallen is één van de sprekers tijdens dit webinar. Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid en minister Ollongren van Binnenlandse Zaken sluiten aan. Journalist Charles Groenhuijsen leidt als presentator een rondetafelgesprek.
Lees meer op de Kort nieuws-pagina in deze editie. Aanmelden voor dit webinar kan via info@aanjaagteamondermijning.nl